Blog

Een klein dapper meisje Aarzelend, haar pas steeds verder vertragend, slentert ze door de gang. Een klein meisje, ik schat haar een jaar of zes. Ze stopt bij de deur van het lokaal. De capuchon van haar zwarte regenjas trekt ze nog iets verder over haar hoofd. Dit kan niet verhullen dat enkele slierten hoogblond lang haar die zich niet laten temmen naar buiten piepen. Ze probeert te doen of ze er niet is, haar blik naar de grond gewend. Uit een ooghoek moet ze gezien hebben dat ik haar gespot heb. Ze blijft staan. Haar hoofd duikt nog iets verder naar beneden. Rustig loop ik naar de deur, ik heb alle tijd want de andere kinderen zijn er nog niet. Als ik vraag of ze voor de les Verhalenboek komt, knikt ze bijna onzichtbaar. Haar grote ogen doen heel hard hun best om me niet aan te kijken. Ik geef haar een hand, stel me voor en nodig haar uit om binnen te komen. Op mijn vraag hoe zij heet klinkt bijna onhoorbaar vanonder de capuchon “Roos”. “Welkom Roos, wat leuk dat je mee komt doen met Verhalenboek”, heet ik haar welkom. Schoorvoetend legt ze haar Frozen rugzak neer en trekt haar jas uit. Als ik vraag of ze iets wil drinken knikt ze weer bijna onzichtbaar. Als ik haar daarna een koekje aanbied verschijnt er een kleine glimlach op haar gezicht.Echt op haar gemak is ze nog steeds niet. Dan stormen er ineens een stuk of acht 5-jarige stuiterballen het lokaal binnen, een enkeling met een knuffelbeest stevig onder zijn arm geklemd. We gaan verhalen maken met knuffels en handpoppen. Ik ben aangenaam verrast dat er bij de eerste les al kinderen zijn die hun favoriete knuffel hebben meegenomen. Roos schrikt van zoveel enthousiast geweld. Nu ze niet meer weg kan duiken in haar capuchon begint ze onrustig te draaien op de bank. Ik zie de paniek in haar ogen. Van een afstand probeer ik haar met mijn blik gerust te stellen. Ook de andere kinderen heet ik welkom. Natuurlijk wil ik ook heel graag weten hoe de meegebrachte knuffels heten. Prinses en een lang slungelig groen monster, Oechiwawa geheten, worden voorgesteld. Eén bijdehandje heeft ondertussen mijn grote tas vol handpoppen en knuffels gezien. Hij is bijna niet te houden. Snel beginnen dan maar. Er wordt enthousiast meegekwaakt en na-gepapegaaid met het verhaal van Peppie Papegaai en Kwaakie de Kikker. Langzaam zie ik Roos ontdooien. Ze zit stil en geboeid te kijken. Zelf een verhaal maken, samen met andere kinderen, wil ze niet. Ze klinkt ineens heel gedecideerd. Ze kruipt wel steeds een beetje dichter naar me toe. Samen zitten we op de bank en kijken we hoe de andere kinderen druk in de weer zijn met magische tijgers en stoere prinsessen die elkaar achterna zitten. De vrolijke, ontembare energie buitelt door het lokaal. “Juf”, klinkt het onverwacht naast me. “Juf”, herhaalt ze met een zacht stemmetje, “Ik ben gescheiden.” Even ben ik met stomheid geslagen. Hoe moet ik hier, op dit moment, midden in de les op reageren? In een split-second zie ik dat het met de rest wel even losloopt. Ik vraag of ze zowel bij papa als mama knuffels heeft. Even lijkt het of ze dichtslaat, maar dan hoor ik haar tellen. “Bij papa heb ik er 15, bij mama 30.” Ik zeg haar dat ze wel heel veel knuffels heeft. En welke is haar lievelingsknuffel? Ze kruipt nog iets dichter naar me toe. Hij heet Stoffie. Hij is haar beste vriend. Stoffie neemt ze mee naar papa en weer mee terug naar mama. “Maar dan moet ik hem niet vergeten”, voegt ze eraan toe alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, “want dan moet ik huilen.” Ik vraag haar of Stoffie misschien een keer wil komen kijken bij Verhalenboek. Ze denkt na en vervolgt dan, “Ik ga het vragen.” Samen met Roos, die inmiddels tegen me aangeleund zit, kijk ik naar de verhalen die de andere kinderen verzonnen hebben. Bij het weggaan blijft de capuchon af. Dit geeft mij de kans dit kleine dappere meisje een aai over haar bol te geven. Ik ben zo benieuwd naar volgende week.